Terwijl de oprichting van het Bazenbondje vanuit de deelnemende ondernemers werd gezien als een noodzaak, verliep de oprichting niet gemakkelijk. Er waren ‘personen die beangst waren dat zij wanneer ze zich als lid aansloten benadeeld zoude worden in het uitoefenen van hun bedrijf.’ Ook blijkt de weerstand vanuit de Nieuwendamse gemeenschap, waar de vereniging als scheldnaam de naam ‘het kleine bazen vonds’ kreeg. Ondanks de weerstand wisten de initiatiefnemers toch al snel een vereniging op te bouwen, met een zeskoppig bestuur, een bode die wekelijks de contributie incasseerde en vier ledenvergadering per jaar waar de belangrijkste zaken aan de orde kwamen.
De manier waarop het Bazenbondje zich organiseert komt overeen met het principe van instituties voor collectieve actie, ook wel bekend als burgercollectieven, waarbij samenwerking en zelfregulering het uitgangspunt zijn voor de dagelijkse praktijk en burgers heft in eigen handen nemen om lokale problemen aan te pakken. Dergelijke instituties zijn op diverse plekken in Nederland te vinden, maar ook op andere plekken in Europa. De motivatie tot het oprichten van een samenwerkingsverband in een coöperatieve vorm kan verschillende redenen hebben, zo zijn er instituties voor collectieve actie bekend op het gebied van energie, zorg, voeding, verzekering en infrastructuur. Het uitgangspunt is echter dat er een samenwerkingsverband wordt gecreëerd met een specifiek economisch, ecologisch of maatschappelijk doel voor ogen. De reden tot het oprichten van het Bazenbondje was ‘het oprichten van een ziekenvereniging in hoofdzaak voor eigenwerkers en kleine bazen, met het doel om voor een lage contributie een vlinke uitkeering te doen plaats hebben bij voorkomende ziektes of ongelukken.’ Het Bazenbondje past dan ook precies binnen de theorie over burgercollectieven.
(Uit het onderzoeksverslag ‘Kroniek van een Bazenbondje’ door Joost Vinke)