De verenigingen Ons Belang (1905) en Gedenkt te Sterven (1828) hebben een aanvraag ingediend om de Coöperatieve Beweging op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed geplaatst te krijgen. De aanvraag wordt ondersteund door het Nationaal Cooperatie Museum en wordt onderbouwd door het researchproject Kroniek van een Bazenbondje dat met medewerking van de researchgroep ‘Institutions for Collective Action’ van de Universiteit van Utrecht tot stand is gekomen. De toetsingscommisie buigt zich in november over de aanvraag, de datum is nog niet bekend. Deze Nederlandse aanvraag loopt parallel aan die van de Duitse Friedrich Wilhelm Raiffaisen en het Hermann Schultze-Delitzsch Gesellschaften, die een voordracht hebben gedaan om de Genossenschaften op de Werelderfgoedlijst van Unesco te plaatsen.

Nu we door het eerste deel van dit onderzoek weten hoe de vereniging tot stand is gekomen en door het tweede deel hoe de vereniging omging met de veranderende tijden, is het nu tijd om te kijken naar de huidige staat van het Bazenbondje. In het jaar 2005 bestond het Bazenbondje 100 jaar en kwam het begrip participatiesamenleving steeds meer in zwang. Hoewel het begrip al werd gebruikt door Wim Kok tijdens een PvdA-congres in 1991, is de term pas de afgelopen jaren bij het grote publiek bekend geraakt. Binnen een participatiesamenleving krijgt de burger meer verantwoordelijkheid en wordt geacht zelf vorm te geven aan zijn toekomst en bij te dragen in de samenleving. In 2005 werd in de Tweede Kamer betoogd dat burgerparticipatie mogelijk moet worden gemaakt en moet worden bevorderd.