Jean-Francois: “Toen ik jong was, spraken we niet over Duitsland, maar over Bosch. De oorlog zat nog steeds in de gedachten van mijn grootvader en grootmoeder, omdat ze zo’n vreselijke periode, vreselijk moment hebben meegemaakt. Wat ze tijdens de laatste oorlog hebben gedaan.
Nu is alles veranderd, 70 jaar na de oorlog. Maar ik weet het altijd nog, en toen ik de eerste ruil deed in ’72 in Schiedam. Ik zat in mijn gastgezin, en in dit gastgezin zijn we twee uit twee verschillende landen, één uit Frankrijk, ikzelf, en in dezelfde kamer sliep iemand uit Duitsland. En in deze periode, natuurlijk in ’72, geen mobiele telefoon, niets. Ik belde soms naar mijn familie, naar mijn moeder, en ik zei tegen mijn moeder: “Ik zit in het gastgezin, ik ben bij Duitsers.
Ik weet het nog, ik heb gehuild. Ik heb gehuild. Ik ben 16, ik ben heel jong. Het is mijn eerste keer buiten Vienne, buiten Frankrijk. En ik zeg tegen mijn moeder: ‘Mama, kun je je voorstellen dat ik met een Duitser in hetzelfde gastgezin zit? Ze zei:’ Maar je bent in Nederland, je bent niet in Duitsland. Je kunt je voorstellen in ’72, wij zijn in ’72, en nog steeds, en het idee van mijn grootmoeder, mijn grootvader en ook mijn moeder. Je verblijft met Duitsers in een gastgezin uit Nederland? Het is heel vreemd. Ik zei dat het de keuze van de organisatie was. Toen bleek deze Duitser, die leider was van de groep van Esslingen, natuurlijk fantastisch. Wij konden het allemaal met elkaar vinden
Sinds het jaar ’72 ben ik bij veel verenigingen betrokken. Volksonderwijs, zoals Club Léo Lagrange, die ook lid is van het Twinningcomité. Het is in feite een groep verenigingen en het International Exchange Committee. Ik ben dus heel erg betrokken bij deze vereniging en ik ken veel mensen.”