In memoriam: Henk van der Pols

28-4-1923 Rotterdam 18-4-2020 Rotterdam

Henk van der Pols, oud-wethouder en oud-locoburgemeester van Rotterdam is overleden. Van der Pols heeft de portefeuilles Sport, Recreatie en Wijkaangelegenheden en wethouder Haven en Economische Ontwikkeling, Bedrijven en Openbare Werken beheerd. Van der Pols is 96 jaar oud geworden.

Henk was lid van het Comité van Aanbeveling van Stichting Reis van de Razzia vanaf het moment van oprichting van de stichting in 2012. Bij lastige momenten op organisatorisch gebied kon Henk kon met zijn scherpe geest perspectief schetsen. Henk was een belangrijke steunpilaar van de stichting. Het interview dat hij heeft gegeven over zijn belevenissen geeft een diep inzicht in de omstandigheden van de mannen die zijn gedeporteerd bij de razzia van Rotterdam en Schiedam.

In 1944 werd Henk samen met 50 duizend anderen opgeroepen voor de Arbeitseinsatz om te werken aan het spoor in Duitsland, maar hij besloot daar geen gehoor aan te geven. Later werd hij onder dwang naar Duitsland gedeporteerd tijdens de razzia van Rotterdam en Schiedam. Hieronder volgt een fragment van het interview dat in 2012 met hem is gehouden.

Henk van der Pols:

Wij werden allemaal tewerkgesteld aan de reparatie van de Duitse spoorwegen. Maar ik was dus aangekomen in dat barakkenkamp. En ik weet nog goed, een grote forse vent, een waterstoker uit Schiedam, die zei: ‘Hier kun je toch niet liggen?’ Nou, die heeft drie of vier dagen en nachten, als we in die barak waren heeft hij gezeten en gehangen, maar die ging niet liggen. Maar, ook hij is gaan liggen en binnen een dag was je totaal vervuild. Nou, wij werkten daar met, ik denk, laat ik niet overdrijven, met vier- tot vijfduizend man en al die Lagers, al die kampementen in de omgeving, aan het herstellen van de Duitse spoorwegen. Want dat is een enorm industrieel gebied daar in dat Rijnland en die Duitsers wilden daar ook die spoorwegen laten lopen. Maar, ja, zó was die rails weer in orde en konden er een paar treinen overheen gaan. En in belangrijke mate was dat treinen met synthetische benzine, die van de Duitse Werken kwamen. Die naar het front moesten en zo, voor al die voertuigen op benzine. En nou, als het dan weer gerepareerd was, dan weer een paar Amerikaanse of Engelse jagers erboven en het eerste het beste doelwit was natuurlijk die locomotief. En als dat al niet geraakt werd dan donderden er wel een paar wagons van de rails. 

En dan was weer hetzelfde. Weer, waar ze materialen natuurlijk vandaan haalden is een godswonder, maar weer kwam er nieuwe rails enzovoorts. Alleen als je dat ziet hoe dat gaat met de huidige techniek, wij moesten in de winter met onze blote handen, je had niets, moesten we die rails van de grond oppakken en dragen. En ik weet nog goed, daar heb ik ontzettend veel dankbaarheid voor, die Schiedamse kolenboer die zei altijd tegen mij. ‘Henk, blijf maar bij mij in de buurt.’ Want die kon goed dragen natuurlijk, dan liep je met die rails op je schouder, vijftig meter om het daar te brengen. Maar ik kon natuurlijk niet dragen, zo’n kale kantoorbediende, zo’n jonge man. Nou, het werd steeds erger en op het laatst was het zo dat we die reparaties alleen nog maar in de nacht konden verrichten. Dan zat je overdag, zat je in dat Lager in angst dat het gebombardeerd zou worden.

En ja, de doortraptheid van die organisatie. Het schaarse eten wat je kreeg werd op het werk uitgereikt. Met andere woorden, als er straks niet gewerkt zou worden had jij ook helemaal niet die homp brood niet of die zogenaamde soep die je kreeg. Dan was een soort dun water. In ieder geval was het wel zo, dat als dan inderdaad weer gebombardeerd werd dat, ja, dan vluchtte je. Want die spoorweg was natuurlijk uitermate een doel, hoewel ze natuurlijk ook andere dingen bombardeerden. Maar als je dan die, er was een grote bunker, maar als je dan naar die bunker rende ‘Keine Ausländer’. Mocht je er niet in. En dan waren wij nog begnadigd, want die andere mensen, die Polen en die Oekraïeners en die Russen waar je mee werkte die hadden een bordje om Ost op hun kleding. Dat betekende zelfs die mochten niet op het voetpad lopen. 

Het volledige interview is te zien via de volgende weblink:

https://easy.dans.knaw.nl/ui/datasets/id/easy-dataset:57434

In memoriam: W.J.A. de Jager

8-4-1927 Rotterdam 21-4-2020 Utrecht

Wilhelmus Johannes Antonius de Jager, mijn vader, werd op 8 april 1927 geboren te Rotterdam en is op 93-jarige leeftijd overleden in Utrecht. 

Wim kwam er wereld in Rotterdam en woonde daar boven een klassieke winkelpassage die niet meer meer bestaat. Later woonde het gezin de Jager in een ruim bovenhuis aan de Schiedamse Singel. Wim is daar met zijn broers en zussen verder opgegroeid. “JaTheWiJoWiToRia”, Jan, Theo, Wil, Joke,Wim, Toos en Ria. Zo werden de kinderen onthouden in de volgorde waarin ze werden geboren. Het gezin verhuisde vlak voor de oorlog naar Schiedam, naar een fraaie benedenwoning aan de Ruysdaellaan.

W. J. A. De Jager senior, Wim’s vader, ging, na gewerkt te hebben bij de Luchtbescherming, in Schiedam als administrateur werken voor de politie maar moest na enige tijd onderduiken vanwege een verzetsdaad. Het gezin werd daarna lastig gevallen door de Duitse bezetter en moest daarom op geheime adressen worden ondergebracht. Wim logeerde bij een vriend toen de grote razzia van november ’44 plaatsvond. Beiden werden gedeporteerd naar Duitsland. De deportatie brak de spanning en de sleur van de oorlog maar werd als snel een nachtmerrie. Wim liep in de plaats Wezep dysenterie op en heeft het kunnen overleven dankzij de illegale organisatie die het Rode Kruis in Kampen had opgezet. De getuigenis die mijn vader heeft afgelegd over zijn ervaringen is het begin geweest van het digitaal monument ‘Reis van de Razzia’, waaraan uiteindelijk 76 andere getuigen hebben bijgedragen.

Een interview met Wim de Jager die over zijn ervaringen tijdens de razzia van Rotterdam en Schiedam vertelt is te zien op: https://easy.dans.knaw.nl/ui/datasets/id/easy-dataset:57456

Wim was ernstig verzwakt door de oorlog en kreeg tuberculose, of TB, zoals hij het noemde. Hij heeft 3 keer gekuurd in sanatorium Berg en Bosch. Daar maakte hij vrienden, kreeg bezoek van familie en maakte Jopie Eiling het hof, de jonge verpleeghulp waarmee hij later getrouwd is. De boeken die Wim de Jager daar in het sanatorium las waren misschien geinspireerd door zijn oorlogsavontuur. Allemaal hadden ze met reizen te maken, met een verlangen naar verre verten.“Het Stille Continent”, “Varen in Oorlogstijd” van Graaf van Limburg Stirum, “Stalingrad” van Pluvier, “Wonderlijke Nachten” van Bomans en “Goede Kameraden” van Priestley. Toen zijn broer Jan in de 50er jaren naar Nieuw Zeeland vertrok heeft dat dan ook veel indruk gemaakt.

Zoals zovelen heeft Wim zijn schoolopleiding niet kunnen afmaken door de oorlog. Hij werd uiteindelijk jongste bediende bij een stokerij en drankengroothandel in Schiedam. Daar kreeg hij op een gegeven moment het wilde idee om in de pauze naar de kelder te gaan om daar stiekem van de likeur te snoepen. Toe hij het kraantje van het vat opendraaide hield hij hele ding plots in zijn handen, het was losgekomen en hij wist even niet hoe het terug te plaatsen. Intussen stroomde de likeur over de grond. Het bleek een “tapse” kraan te zijn, een kraan die in een gat in het vat was geslagen en die los was gekomen.

Wim werd omgeschoold tot scheepselectricien bij de Technische Unie en Verolme en werkte op scheepswerven in weer en wind. De tuberculose kwam op wat het einde betekende van opleiding en het zware werk. Wim kon later gaan werken op de administratie van de GVP, de Geneeskundige Dienst Verzorging  Politie. Getrouwd met zijn grote liefde Jopie Eiling, die hij Hannie noemde, kregen zij drie kinderen. Na het pensioen hebben zij genoten van de kleinkinderen, van het doen van vrijwilligerswerk en van reizen, dichtbij en veraf, zoals naar Nieuw-Zeeland, naar de broer die hij 40 jaar lang niet had gezien.

“In bijna alle pogingen van de mens om te wereld te onderzoeken hebben de fantasie en de legende een grote rol gespeeld. Misschien is het wel een karaktertrek die bij elke onderzoeker hoort, dat hij ervan droomt een soort Shangri La of een soort ver Cathay te vinden. Degenen die de onbekende landen van Antarctic zien, zijn geen uitzondering op deze regel. Allen koesterden ze een vagen hoop nieuwe landen, nieuwe volkeren, of rijkdommen die alle verbeelding te boven gaan, te ontdekken.” Uit “Het Stille Continent”, Kearns jr. & Britton

Wim kreeg de diagnose Alzheimer. Hij verdwaalde eens tijdens een wandeling en werd door politieagenten thuisgebracht. Voor zijn verjaardag kreeg het Gouden Boekje “Wim is Weg” cadeau, over een jongetje dat wegloopt waar iedereen naar ging zoeken. Hij vond het cadeau erg grappig. Het verwees naar zijn dwaallust, zijn ziekte, maar ook naar de goede zorg door directe familie en de mensen om hem heen. Wim had een fijn humor en wist die eigenschap tot het laatst te bewaren. Met zijn vrouw Johanna Eiling is hij 62 jaar samen geweest tot het moment dat professionele zorg vereist werd. Wim kreeg een nieuw thuis in een zorgcentrum waar hij, ondanks de goede zorgen, op 21 april is overleden aan de gevolgen van een Covid virus besmetting.

Wim de Jager: dromer, fietser, rustpunt. Rotterdammer in hart en nieren.