Voor de stichtingen “De Zoek naar Schittering” en “Reis van de Razzia” is een film gemaakt over de razzia van Rotterdam en specifiek over de verzamelplaats Sluisjesdijk. Voor de film, die uit 6 losse hoofdstukken bestaat, zijn de getuigenissen gebruikt van Nelis Bakker, Bastiaan Diepenhorst, Tijmen van Veen en Leendert Hordijk met Sietske de Hoop. Aan de Sluisjesdijk in Charlois, werd na de oorlog een RET autobusgarage in gebruik genomen. Daar wordt nu, ter markering en herinnering van deze geschiedenis, een geveltekst en een paneel aangebracht. Op 9 november gaat de expositie ‘Stemmen van de razzia’ en een reeks activiteiten van start in het Dokhuis in Rotterdam, die tot en met 1 december te bezoeken zijn. Het project werd geinitieerd door Fenneke Hordijk, dochter van Leendert. Zie ook: www.verhaalvanmijnvader.nl
Categorie: Reis van de Razzia
Razziagangers en het project Graven in de Vuurlinie
“Graven in de vuurlinie onderzoekt de gebeurtenissen in het spergebied langs de Rijn in Gelderland, 1944-1945. Direct na de Slag om Arnhem moeten ruim 200.000 bewoners vertrekken. Toch is het frontgebied niet verlaten, want duizenden Nederlandse dwangarbeiders leggen hier de Panther-Stellung aan. Deze verdedigingslinie volgt de rivier van de Duitse grens tot de Grebbeberg. De mannen graven letterlijk in de vuurlinie van de geallieerden.” (onderzoekster Karin van Veen)
In dit voorbeeldig uitgevoerde onderzoek, dat is te bekijken op de website https://gridvl.org en dat verschijnt in een driedelige serie boeken, worden 4 Rotterdammers aangehaald die zijn geinterviewd voor het oral history project Reis van de Razzia.
Na de razzia, na de oorlog.
Schiedam knoopte betrekkingen aan met Esslingen in Duitsland en met 6 andere steden in Europa.
Connie werkte als 20-jarige jonge vrouw bij de Stichting Schiedamse Gemeenschap en organiseerde jeugduitwisselingen tussen de steden.
“Mijn vader had in het verzet gezeten en mijn moeder werkte bij een distributiekantoor van bonnen in de oorlog en er moesten voor onderduikers altijd extra bonnen worden geregeld. Dus die waren niet heel erg pro-Duits. Wij gingen op vakantie naar Italie bijvoorbeeld maar niet via Duitsland, dan gingen we door andere landen. Maar door die uitwisselingen hadden zij toch iets van ja, dit is belangrijk: dat we nooit meer een herhaling van die situatie krijgen. Dat, laat maar komen! Dus wij hadden altijd twee gasten tegelijk, een uit het ene land en een uit het andere land. Wij dan uit het derde land, dus je had altijd die drie landen minimaal aan tafel. En dat leidde tot heel veel, ja vaak ook fanatieke gesprekken. Duitsers waren wel heel gedreven om het beter te maken en nooit meer in dezelfde fouten te vervallen zoals ze dat heel vaak noemden. En de Italianen en de Fransen waren ook allemaal erg gedreven daardoor. Maar, je moet het ook niet overdrijven want overdag in de bus naar activiteiten toe ging het natuurlijk over heel andere dingen, waren ze met elkaar bezig en er ontstonden liefdes. Er zijn ook wel mensen uit die verschillende landen met elkaar getrouwd. Dat gebeurde natuurlijk ook allemaal en dat was onderdeel van het proces van met elkaar samenleven denk ik!”
Razzia van Rotterdam & Schiedam
Lezing en theater
zondag 12 november 14.00 uur
Op 10 en 11 november 1944 vond de Razzia van Rotterdam plaats. DIG IT UP staat stil bij de herinneringen aan deze ingrijpende gebeurtenis. We doen dat door een gesprek met Erik J. de Jager, die jarenlang onderzoek deed naar de razzia en vele verhalen vastlegde. Daarna volgt de theatervoorstelling ‘Houd Moed!’ van het theatergezelschap Het Lage Licht.
Reserveringen: https://www.eventbrite.nl/e/tickets-lezing-en-theater-over-de-razzia-van-rotterdam-749603332747?aff=oddtdtcreator
Website DigItUp: https://digitup.nlhttps://digitup.nl/
Ingezonden brief over Adrianus Storm
Mijn vader Adrianus Storm is in Schiedam opgepakt tijdens de razzia van november 1944, doordat mijn zusje van 4 de deur opendeed toen er werd aangebeld. Mijn vader werkte toen op het Arbeidsbureau in Rotterdammen had een vrijstelling vanwege zijn werk. Dat hielp echter die dag niet en hij moest ook mee.
Uiteindelijk moest hij werken op het spooremplacement in Rheine om bomkraters te repareren. Mijn moeder heeft toen het vrijwaringsbewijs opgestuurd om hem vrij te krijgen, maar wist niet of dat zo zou lukken. Mijn tante Cor, zus van mijn vader, is toen met een oom op een oude fiets op weg gegaan richting Duitsland. Bijgaand een link naar een foto van mijn vader op het arbeidsbureau, het verhaal van mijn tante Cor en het bewijs waarmee mijn vader uiteindelijk thuis kwam, vlak voor de bevrijding.
Het Arbeidsbureau
Mijn vader is in 2011 overleden en werd bijna 100 jaar.
Hopelijk draagt dit verhaal ook bij in de geschiedschrijving rond de Razzia van Rotterdam (en Schiedam).
Met vriendelijke groet,Kees Storm
In memoriam Jaap Folst
In memoriam: Henk van der Pols
28-4-1923 Rotterdam 18-4-2020 Rotterdam
Henk van der Pols, oud-wethouder en oud-locoburgemeester van Rotterdam is overleden. Van der Pols heeft de portefeuilles Sport, Recreatie en Wijkaangelegenheden en wethouder Haven en Economische Ontwikkeling, Bedrijven en Openbare Werken beheerd. Van der Pols is 96 jaar oud geworden.
Henk was lid van het Comité van Aanbeveling van Stichting Reis van de Razzia vanaf het moment van oprichting van de stichting in 2012. Bij lastige momenten op organisatorisch gebied kon Henk kon met zijn scherpe geest perspectief schetsen. Henk was een belangrijke steunpilaar van de stichting. Het interview dat hij heeft gegeven over zijn belevenissen geeft een diep inzicht in de omstandigheden van de mannen die zijn gedeporteerd bij de razzia van Rotterdam en Schiedam.
In 1944 werd Henk samen met 50 duizend anderen opgeroepen voor de Arbeitseinsatz om te werken aan het spoor in Duitsland, maar hij besloot daar geen gehoor aan te geven. Later werd hij onder dwang naar Duitsland gedeporteerd tijdens de razzia van Rotterdam en Schiedam. Hieronder volgt een fragment van het interview dat in 2012 met hem is gehouden.
Henk van der Pols:
Wij werden allemaal tewerkgesteld aan de reparatie van de Duitse spoorwegen. Maar ik was dus aangekomen in dat barakkenkamp. En ik weet nog goed, een grote forse vent, een waterstoker uit Schiedam, die zei: ‘Hier kun je toch niet liggen?’ Nou, die heeft drie of vier dagen en nachten, als we in die barak waren heeft hij gezeten en gehangen, maar die ging niet liggen. Maar, ook hij is gaan liggen en binnen een dag was je totaal vervuild. Nou, wij werkten daar met, ik denk, laat ik niet overdrijven, met vier- tot vijfduizend man en al die Lagers, al die kampementen in de omgeving, aan het herstellen van de Duitse spoorwegen. Want dat is een enorm industrieel gebied daar in dat Rijnland en die Duitsers wilden daar ook die spoorwegen laten lopen. Maar, ja, zó was die rails weer in orde en konden er een paar treinen overheen gaan. En in belangrijke mate was dat treinen met synthetische benzine, die van de Duitse Werken kwamen. Die naar het front moesten en zo, voor al die voertuigen op benzine. En nou, als het dan weer gerepareerd was, dan weer een paar Amerikaanse of Engelse jagers erboven en het eerste het beste doelwit was natuurlijk die locomotief. En als dat al niet geraakt werd dan donderden er wel een paar wagons van de rails.
En dan was weer hetzelfde. Weer, waar ze materialen natuurlijk vandaan haalden is een godswonder, maar weer kwam er nieuwe rails enzovoorts. Alleen als je dat ziet hoe dat gaat met de huidige techniek, wij moesten in de winter met onze blote handen, je had niets, moesten we die rails van de grond oppakken en dragen. En ik weet nog goed, daar heb ik ontzettend veel dankbaarheid voor, die Schiedamse kolenboer die zei altijd tegen mij. ‘Henk, blijf maar bij mij in de buurt.’ Want die kon goed dragen natuurlijk, dan liep je met die rails op je schouder, vijftig meter om het daar te brengen. Maar ik kon natuurlijk niet dragen, zo’n kale kantoorbediende, zo’n jonge man. Nou, het werd steeds erger en op het laatst was het zo dat we die reparaties alleen nog maar in de nacht konden verrichten. Dan zat je overdag, zat je in dat Lager in angst dat het gebombardeerd zou worden.
En ja, de doortraptheid van die organisatie. Het schaarse eten wat je kreeg werd op het werk uitgereikt. Met andere woorden, als er straks niet gewerkt zou worden had jij ook helemaal niet die homp brood niet of die zogenaamde soep die je kreeg. Dan was een soort dun water. In ieder geval was het wel zo, dat als dan inderdaad weer gebombardeerd werd dat, ja, dan vluchtte je. Want die spoorweg was natuurlijk uitermate een doel, hoewel ze natuurlijk ook andere dingen bombardeerden. Maar als je dan die, er was een grote bunker, maar als je dan naar die bunker rende ‘Keine Ausländer’. Mocht je er niet in. En dan waren wij nog begnadigd, want die andere mensen, die Polen en die Oekraïeners en die Russen waar je mee werkte die hadden een bordje om Ost op hun kleding. Dat betekende zelfs die mochten niet op het voetpad lopen.
Het volledige interview is te zien via de volgende weblink:
In memoriam: W.J.A. de Jager
8-4-1927 Rotterdam 21-4-2020 Utrecht
Wilhelmus Johannes Antonius de Jager, mijn vader, werd op 8 april 1927 geboren te Rotterdam en is op 93-jarige leeftijd overleden in Utrecht.
Wim kwam er wereld in Rotterdam en woonde daar boven een klassieke winkelpassage die niet meer meer bestaat. Later woonde het gezin de Jager in een ruim bovenhuis aan de Schiedamse Singel. Wim is daar met zijn broers en zussen verder opgegroeid. “JaTheWiJoWiToRia”, Jan, Theo, Wil, Joke,Wim, Toos en Ria. Zo werden de kinderen onthouden in de volgorde waarin ze werden geboren. Het gezin verhuisde vlak voor de oorlog naar Schiedam, naar een fraaie benedenwoning aan de Ruysdaellaan.
W. J. A. De Jager senior, Wim’s vader, ging, na gewerkt te hebben bij de Luchtbescherming, in Schiedam als administrateur werken voor de politie maar moest na enige tijd onderduiken vanwege een verzetsdaad. Het gezin werd daarna lastig gevallen door de Duitse bezetter en moest daarom op geheime adressen worden ondergebracht. Wim logeerde bij een vriend toen de grote razzia van november ’44 plaatsvond. Beiden werden gedeporteerd naar Duitsland. De deportatie brak de spanning en de sleur van de oorlog maar werd als snel een nachtmerrie. Wim liep in de plaats Wezep dysenterie op en heeft het kunnen overleven dankzij de illegale organisatie die het Rode Kruis in Kampen had opgezet. De getuigenis die mijn vader heeft afgelegd over zijn ervaringen is het begin geweest van het digitaal monument ‘Reis van de Razzia’, waaraan uiteindelijk 76 andere getuigen hebben bijgedragen.
Een interview met Wim de Jager die over zijn ervaringen tijdens de razzia van Rotterdam en Schiedam vertelt is te zien op: https://easy.dans.knaw.nl/ui/datasets/id/easy-dataset:57456
Wim was ernstig verzwakt door de oorlog en kreeg tuberculose, of TB, zoals hij het noemde. Hij heeft 3 keer gekuurd in sanatorium Berg en Bosch. Daar maakte hij vrienden, kreeg bezoek van familie en maakte Jopie Eiling het hof, de jonge verpleeghulp waarmee hij later getrouwd is. De boeken die Wim de Jager daar in het sanatorium las waren misschien geinspireerd door zijn oorlogsavontuur. Allemaal hadden ze met reizen te maken, met een verlangen naar verre verten.“Het Stille Continent”, “Varen in Oorlogstijd” van Graaf van Limburg Stirum, “Stalingrad” van Pluvier, “Wonderlijke Nachten” van Bomans en “Goede Kameraden” van Priestley. Toen zijn broer Jan in de 50er jaren naar Nieuw Zeeland vertrok heeft dat dan ook veel indruk gemaakt.
Zoals zovelen heeft Wim zijn schoolopleiding niet kunnen afmaken door de oorlog. Hij werd uiteindelijk jongste bediende bij een stokerij en drankengroothandel in Schiedam. Daar kreeg hij op een gegeven moment het wilde idee om in de pauze naar de kelder te gaan om daar stiekem van de likeur te snoepen. Toe hij het kraantje van het vat opendraaide hield hij hele ding plots in zijn handen, het was losgekomen en hij wist even niet hoe het terug te plaatsen. Intussen stroomde de likeur over de grond. Het bleek een “tapse” kraan te zijn, een kraan die in een gat in het vat was geslagen en die los was gekomen.
Wim werd omgeschoold tot scheepselectricien bij de Technische Unie en Verolme en werkte op scheepswerven in weer en wind. De tuberculose kwam op wat het einde betekende van opleiding en het zware werk. Wim kon later gaan werken op de administratie van de GVP, de Geneeskundige Dienst Verzorging Politie. Getrouwd met zijn grote liefde Jopie Eiling, die hij Hannie noemde, kregen zij drie kinderen. Na het pensioen hebben zij genoten van de kleinkinderen, van het doen van vrijwilligerswerk en van reizen, dichtbij en veraf, zoals naar Nieuw-Zeeland, naar de broer die hij 40 jaar lang niet had gezien.
“In bijna alle pogingen van de mens om te wereld te onderzoeken hebben de fantasie en de legende een grote rol gespeeld. Misschien is het wel een karaktertrek die bij elke onderzoeker hoort, dat hij ervan droomt een soort Shangri La of een soort ver Cathay te vinden. Degenen die de onbekende landen van Antarctic zien, zijn geen uitzondering op deze regel. Allen koesterden ze een vagen hoop nieuwe landen, nieuwe volkeren, of rijkdommen die alle verbeelding te boven gaan, te ontdekken.” Uit “Het Stille Continent”, Kearns jr. & Britton
Wim kreeg de diagnose Alzheimer. Hij verdwaalde eens tijdens een wandeling en werd door politieagenten thuisgebracht. Voor zijn verjaardag kreeg het Gouden Boekje “Wim is Weg” cadeau, over een jongetje dat wegloopt waar iedereen naar ging zoeken. Hij vond het cadeau erg grappig. Het verwees naar zijn dwaallust, zijn ziekte, maar ook naar de goede zorg door directe familie en de mensen om hem heen. Wim had een fijn humor en wist die eigenschap tot het laatst te bewaren. Met zijn vrouw Johanna Eiling is hij 62 jaar samen geweest tot het moment dat professionele zorg vereist werd. Wim kreeg een nieuw thuis in een zorgcentrum waar hij, ondanks de goede zorgen, op 21 april is overleden aan de gevolgen van een Covid virus besmetting.
Wim de Jager: dromer, fietser, rustpunt. Rotterdammer in hart en nieren.
’75 jaar Razzia van Rotterdam”, Bibliotheekcollege 20 december 2019
Deel 2: Erik de Jager (Deel 1 werd door historicus Albert Oosthoek uitgesproken)
Het project Reis van de Razzia bestaat uit 75 oral history interviews die in 2012 zijn opgenomen met getuigen van de razzia van Rotterdam. Zij hebben de razzia moeten ondergaan of hebben het zien gebeuren. Alle interviews zijn opgeslagen bij het digitaal archief van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, de KNAW. Ze zijn daar te zien en ook op de website ‘Getuigenverhalen’ van het NIOD.
Voor de interviews hebben we ons voornamelijk geconcentreerd op degenen die zijn weggevoerd. De getuigen van Reis van de Razzia bestaan daarom hoofdzakelijk uit mannen. De vrouwen die waren achtergebleven moesten het vaak zelf zien te rooien. De hongerwinter kwam eraan en de zorg voor het gezin kwam helemaal op hun schouders te rusten. Dat is een hoofdstuk waar wij helaas weinig aandacht aan hebben kunnen besteden.
Van de totale groep van rond de 52.000 mannen was het grootste deel overleden. Dat gaf een bijzondere draai aan het project. Namelijk, de mannen die we in 2012 nog hebben kunnen interviewen waren indertijd tussen de 17 en 23 jaar oud. De meesten woonden indertijd thuis, waren nog schoolplichtig of werkten bijvoorbeeld als jongste bediende.
Henk Apon
En toen hebben we nog overwogen om voor mij een schuilplaats te creëren in huis. We hadden dus twee verdiepingen plus een zolderverdieping met een schuin dak. Waarin altijd nog wel wat ruimte vrij was. Want net bij de dakgoot boven daar was een kamertje achter schotten en daar zou ik dus achter kunnen kruipen. Maar ja, aan de andere kant dachten we: ‘er zijn al twee jongens weg en als ik dan straks ook nog een keer gepakt wordt omdat ik me verborgen heb.’
Het overgrote deel van deze jongens en jonge mannen was niet erg bereisd en had Nederland nog niet met eigen ogen gezien, laat staan het buitenland. Door ze te volgen in ‘Reis van de Razzia’ krijgen we een indruk van de enorme uitdagingen waar deze jonge kerels voor kwamen te staan. Ze werden onder dwang bijeengedreven en naar Duitsland gebracht, een land dat op een hak en een slof draaiend werd gehouden door miljoenen dwangarbeiders uit bezette gebieden. Een land dat ook omsingelt was door de geallieerden en dat zich opmaakte voor een verdediging zonder overgave. Bepaald niet de veiligste plek op aarde.
De razzia besloeg twee dagen, hij vondt plaats op 10 en 11 november 1944. Het gebeuren wordt de razzia van Rotterdam genoemd maar Schiedam was er ook bij betrokken. Het gaat dus om de razzia van Rotterdam en Schiedam. Zoals Albert Oosthoek heeft uitgelegd waren de steden omsingeld en was er geen ontkomen aan.
Anton Greven
En toen kwamen dus om een uur of 4 ’s nachts kwamen er twee jongens Van Bijvoets uit de buurt en die waren achter.., achteraf gezien zaten die bij de BS zaten die: de Binnenlandse Strijdkrachten, dus bij het Verzet. En die waarschuwden dat Rotterdam werd afgesloten en dat alle jongens en mannen van enz., van 17 tot 40 jaar, eerst was het 50, maar het werd gauw 40, eh, eh allemaal opgepikt zouden worden en naar Duitsland werden vervoerd. “Dus maak dat je wegkomt!”. Nou, dat deden we dan. Mijn oudste broer en ik, Steef en ik. En we gingen op stap en met een boter…, en ik gewoon mijn tas bij me en van kantoor en met een witte regenjas aan en mijn goede bruine pak aan ging ik op stap met hem. Hij wilde naar zijn meisjes toe waar hij verkering mee had. Hij was nog niet getrouwd, na de oorlog is dat pas gebeurd. En toen werden we onderweg werden we aangehouden door de Landwacht.
Het verzetsblad Vrij Nederland schreef op 20 november 1944, ruim een week na de razzia, dat de Rotterdammers zich hadden laten intimideren. De Amsterdammers moesten vooral niet toegeven -mocht er bij hen ook- een grootschalige razzia gaan plaatsvinden. En het blad stelde de vraag: “Gingen ze om hun huid te redden? Maar wie redt zijn kop door hem in de muil van het ondier te steken? Op 14 december kwam het blad op de gebeurtenis terug. “Zelf een rat vliegt de jager nog naar zijn keel als hij in het nauw gedreven wordt”. “Vijftigduizend Nederlandse mannen laten zich als schapen wegvoeren en evenzoveel vrouwen zien hoe hun mannen naar Hitlers slachtbank wordt geleid”.
Wat zich tijdens die twee dagen van de razzia heeft afgespeeld was inderdaad niet altijd even heroisch. In 2005 zegt de historicus Hans van der Pauw daarover: “Kwalijk was dat er tijdens en vooral na diezelfde razzia op grote schaal mannen verraden zijn die waren ondergedoken om aan wegvoering te ontkomen. Dat gebeurde meestal uit pure afgunst, door vrouwen wier mannen zich wél gemeld hadden, of die opgepakt waren, terwijl hun buurman, of die aap van een jongen van de overkant die nog gewoon thuis zat, zich in de kelder of op zolder schuilhield.
Johannes Bastelaar
Nou, toen werden we, toen moesten we aantreden. Mijn zusje kwam nog naar boven toe. En bij ons had je dan in de slaapkamer van mijn vader en moeder een alkoof boven. Zo’n hokje, een vierkant hokje. En dat was altijd een berghokje. Daar lag alles op. En daar komt die mof aan, die dacht dat er nog meer kinderen waren, en die dacht dat daar ook nog eentje bovenop lag. En toen stak hij met zijn bajonet zo er doorheen. Dus daar was natuurlijk niks te vinden. Toen zijn wij met z’n vieren naar beneden gegaan. Nou, toen hebben ze onderweg al die mensen opgepakt, van straat tot straat, en toen werden we in rijen, ik denk wel een paar honderd mensen waren, moesten we marcheren naar het stadion. Toen moesten wij met z’n vieren aantreden. Toen hoorden we van de achterwacht dat de buren ons, als het ware, verraden hadden. En zodoende kwam die Duitser naar boven. Anders had hij misschien niet boven gekomen.
Lafheid, opportunisme, kortzichtigheid, angst en slaafse gehoorzaamheid: door de ogen van Vrij Nederland kijkend zien we een plaatje dat er behoorlijk onprettig uitziet. Nu kunnen we wel gaan zoeken naar de moedige daden die tijdens die twee dagen zijn verricht – en die best wel zijn te vinden – maar dan blijf je in het proces van oordelen steken, van wat juist is en wat niet. Ik denk dat voor een goed begrip van wat zich heeft afgespeeld een andere benadering nodig is.
Piet van Vliet
Nou, en de mannen moesten zich melden. Nou, en ik had…, ik ben de enige.., dat heb ik ook verteld, de enige Rotterdammer die bang was van de Duitsers hoor. Want nog, naderhand toen ik op kantoor zat, ze hadden allemaal in het Verzet gezeten, iedereen was ondergedoken, ik was als een grote lul, een zak, een schijthaas. Maar ik denk “ja, maar zou dat nou wel waar zijn van ons allemaal?”. Maar ja, nou ja goed, ik ben geen held, ik.., ik.., ik loop maar mee. Een meeloper. Maar achteraf waren dat er 50.000 waarvan toen is gezegd door het Verzet hè, ook door andere steden: “nou, die Rotterdammers zeg, kuddegeest, lafaards”. Maar achteraf: je moet dat meegemaakt hebben. Ik zou weer meelopen.
Je moet het meegemaakt hebben… Tijdens de herdenking van de razzia in 2011, die jaarlijks plaatsvindt in het Feijenoordstadion, raakte ik in gesprek met een aantal razziagangers. Ik heb naar aanleiding van die gesprekken het project Reis van de Razzia opgezet. Het project is zo genoemd omdat het gaat over de twee dagen van de razzia, maar ook over de deportatie, het verblijf in Duitsland en de terugreis en de thuiskomst. Naar die totale periode heeft Ben Sijes voor het RIOD in 1951 ook al onderzoek gedaan. Desondanks wordt er bij de razzia van Rotterdam vaak alleen gedacht aan de twee dagen van de razzia. Misschien komt dat door het stigma dat de Rotterdammers opgelegd hebben gekregen door bijvoorbeeld Vrij Nederland en Radio Oranje.
De getuigen die we voor ons project hebben gevraagd hebben we van tevoren op de hoogte gesteld van het complete verhaal dat we wilden optekenen. We wilden graag weten hoe ze zich hadden gehouden gedurende de hele reis, dus niet alleen tijdens de razzia. Veel mannen werden daardoor aangemoedigd om zonder terughoudendheid over hun ervaringen te vertellen.
Carel Eielst
Langzamerhand was bij mij toch het idee gegroeid om.., om dit niet meer te accepteren. “Hier moet een eind, ik wil niet naar Duitsland!”, “ik wil niet naar Duitsland!”, :”ik weet niet wanneer ik dan ooit nog eens een keer terugkom en of ik terugkom, ik wil dat niet meer”, “ik wil niet meer gestuurd worden op die manier en zo”. Dus ik zeg tegen onze buren, ik zeg: “joh”, ik zeg: “ik ga eruit”, “ik wil niet meer mee met die trein, ik wacht niet tot ie bij het station is”, ik zeg: “voordat ie bij het station is wil ik eruit zijn”. Nou, toen stonden we met zijn drieën zijn we toen op die treeplank gaan staan. En we hadden gezegd “nou, eerst springt de achterste en dan de middelste en dan de voorste”. We hadden dat afgesproken dat we niet op mekaar terecht zouden komen. En op een gegeven ogenblik, toen was het onder hevig gepiep en ge…, nou, toen dachten we “nu is het zover!”. Je voelde ook dat ie wat vaart minderde, dus we sprongen eruit. Eén, de één na de ander. Dat moment was toch een moment wat je nooit vergeet in je leven, dat moment dat je daar dus uitgesprongen bent. Maar goed, ik had het idee van “ze hebben ons gezien en die Moffen, die zijn zo streng met alles wat hè, beveel is beveel, dat moeten ze dus allemaal doen”, dus ik was toen echt bang. Maar als je dan die trein weg ziet rijden, want je ziet daar ook in de ergste duisternis heb je altijd nog wel dat je iets kan zien dat je een paar meter tegen…, de hemel is nooit helemaal pikzwart. En dan zag je die trein, en als je dat dan zo ziet verdwijnen, uit het beeld, en dan zeg je “hé, ik ben vrij!”, “ik ben vrij!”. Dat had je toen echt heel duidelijk het idee, “ik.., ik.., ik hoef niet meer te doen wat ze zeggen”.
In de getuigenissen vallen eigenschappen op als veerkracht en vindingrijkheid. De mannen proberen overeind te blijven in soms barre omstandigheden. Er zijn ook ontsnappingen, er wordt illegaal naar voedsel gezocht en soms wordt het werk gesaboteerd. Kleine daden van ongehoorzaamheid, verzet en puur doorzettingsvermogen weerspreken de negatieve kritiek van Vrij Nederland. De Rotterdammer blijkt veerkrachtiger dan gedacht en blijkt niet afgerekend te kunnen worden op de twee dagen dat de razzia duurde.
Dat doorzettingsvermogen laat zien dat de mannen onvoorziene mogelijkheden wisten te benutten. Dat leidde tot een centrale onderzoeksvraag voor het project Reis van de Razzia. Door te kijken naar het vraagstuk van “Handelingsruimte van een individu in een samenleving onder druk“, richtten we ons op fysieke mogelijkheden en hoe die benut konden worden. Wat kun je eigenlijk doen in een gegeven situatie. Zie je een opening om te ontsnappen, wat is de route, wat zijn obstakels? Hoe hou je stand en maak je gebruik van de middelen voorhanden. Entenslotte, in hoeverre beinvloedt jouw handelen de situatie van iemand anders?
Jo Vermeulen
Daar werden we weer naar het Arbeidsbureau gebracht en daar was ik weer zo’n beetje de enige die Duits sprak, daar werden de mensen ook weer ondergevraagd wat ze dan waren. Eh, er was een lasser bij en die had zijn zwager bij zich en die zwager, die was broodbezorger. Die kende je vroeger hè. Die noemde zichzelf bakker, als hij aan de deur kwam bijvoorbeeld dan riepen ze “de bakker!” hè. Maar dat was de broodbezorger, dus die man kon helemaal niet bakken.Wat zei die lasser? “Jij moet tegen die Duitser zeggen dat mijn zwager bij mij moet blijven, want ik zal hem wel lassen leren”, dus ik heb dat vertaald zo en dat lukte, hè, die zijn, en zo waren er wel meer dingen die je dan eens kon vertellen waar je ze mee kon helpen.
Dit fragment laat zien dat de handelingsruimte van Jo Vermeulen in deze situatie groter is omdat hij Duits spreekt. De zwager van de bakker was lasser, een gewaardeerd beroep. Dat geldt niet voor de broodbezorger, hij kan in feite geen kant uit. Het gevaar dat dreigt is dat hij tewerk wordt gesteld als gewoon arbeider, gescheiden van zijn zwager. Zijn handelingsruimte wordt vergroot omdat hij wordt geholpen door metgezellen die een zekere ruimte zagen en wisten te benutten. De kansen van de broodbezorger zijn hierdoor misschien gestegen.
Jaap Scheffers
Maar toen kwam die man die bij mij uit de straat, die altijd bij mij geweest was in die tijd. Toen zegt hij tegen mij, hij zegt: “joh, als je nou wijs bent, dan ga je naar dat…”, daar had je een soort raadhuis op een plein, een stad.., een stadhuis van het dorp.., van het dorp kan je zeggen. Hij zegt: “en dan zeg je dat je 15 jaar bent”. Hij zegt “want je ziet er niet uit als 17”. Ik had… Hij zegt en hij zei: “joh, je vertelt maar een verhaal, maar misschien dat je dan naar huis ken”, weet je wel, zo verzon hij het dan. Nou, dat heb ik gedaan. Ik er naar binnen. Toen mocht ik daar binnen en ik schrok me rot, daar zat zo’n grote dikke Duitser, in een bruin uniform, met een hakenkruisband ook. En een secretaresse of zo naast hem. Maar wat bleek nou? Die secretaresse kon Nederlands, die kon Nederlands. En die zegt “vertelt je verhaal maar”. En toen ben ik gaan liegen, want dat moest natuurlijk wel, ik zeg “ja”, hè, dat ik 15 jaar was en dan mijn vader was opgepakt en dat die in een rij liep…, dat hè dus ik heb mijn eigen verhaal verteld, maar hè, dat die in die rij liep en dat ik die brood wou gaan brengen in de rij. En toen was ik in die rij en toen werd ik er door de Duitsers in gedouwd. Nou, toen ging hij een briefje zitten schrijven, met potlood. En dat geeft hij aan mij. Een stempel erop, dat geeft hij aan mij. Nou, “gut so”, zij zegt.., en zij zegt tegen mij: “nou, ga nou maar”.
Jaap zag de gesuggereerde handelingsruimte en wist die te benutten door in het Raadhuis te bluffen. Die bluf hield helaas niet lang stand want bij de grens werd hij teruggestuurd. “Duitse jongens van 15 jaar oud vochten ten slotte ook voor het vaderland”, zei een Duitse soldaat. Jaap heeft later veel meegemaakt en is aan de dood ontsnapt tijdens een aanval door een Engelse duikbommenwerper.
De razzia van Rotterdam en Schiedam is een van de grootste razzia’s die de Duitse bezetter in de nadagen van de oorlog heeft uitgevoerd. Desondanks was het verhaal niet erg bekend. Redenen zouden kunnen zijn dat de kritiek van Vrij Nederland stimatiserend werkte. De mening van het verzet werd soms klakkeloos overgenomen. Bij terugkeer werden sommige razziagangers door hun eigen stadgenoten beschimpt omdat ze zich hadden laten wegvoeren.
Een andere reden voor het zwijgen over de razzia kan zijn dat de mannen in Duitsland, en dat geldt ook voor de achtergebleven vrouwen in Rotterdam, ervaringen hadden opgedaan die moeilijk uit te spreken waren. De Wederopbouw was tenslotte al begonnen en de handen moesten uit de mouwen. Dat werd ook aangemoedigd in allerlei publicaties. Je zou kunnen zeggen dat er aan een zekere propaganda werd gedaan om het “lullen” te ontmoedigen en het “poetsen” aan te moedigen. We kunnen uiteindelijk alleen maar speculeren waarom er na de oorlog niet veel werd gesproken over de razzia. Het is wel jammer. Veel kinderen en kleinkinderen kenden het verhaal niet en er zijn genoeg redenen waardoor je de razzia van Rotterdam en Schiedam als het begin van een heroische tocht kan beschouwen.
Reis van de Razzia bestaat uit een collectie interviews met mannen die indertijd tussen de 17 en 23 jaar oud waren. Tijdens de razzia, de deportatie, het verblijf in Duitsland en de terugkeer naar Rotterdam deden ze ervaringen op die vaak heel ingrijpend waren. De razzia was voor hen in feite een Rite de Passage, een beproeving die leidde tot een Coming of Age, oftewel een overgang naar volwassenheid, naar inzicht in de aard van de wereld. Broeder Frans kan dat op ene bijzondere manier uitleggen:
Broeder Frans
Want ik denk er nu aan, soms denk ik wel: “ja, toen was ik eigenlijk, ja, zo’n snoter in ons gezinnetje en daar stap ik zomaar uit om naar zo’n klooster te gaan, allemaal maar vreemde mensen, durf ik dat wel?”. Dat was toen toch wel iets van “durf ik dat wel?”. Dat was toch wel iets. En dat is eigenlijk toch ook, dat heb ik wel geleerd met die razzia, met dat omgaan met die andere mensen. Hè, daar werd.., daar werd ik ineens erin gegooid. En het moest. En dat heeft mij toch wel gevormd tot meer een sociaal leven hè. Hoewel het hier toch natuurlijk toch nog wel, maar ja, dit is ook wel intens leven met mekaar. Want het is ook.., ook allemaal vreemde mensen. Allemaal anders.
Na een zwaar bombarderment wilde Jaap Folst hulp bieden aan mensen in een bunker, dat waren Duitsers die in de buurt woonden. Deze mensen, feitelijk de vijand, hebben Jaap daarna onderdak geboden waardoor hij veilig de bevrijding af kon wachten. Tijdens een ander zwaar bombardement steunde Jaap een aantal Duitse vrouwen die het geweld niet meer aankonden. Het leidde tot een vriendschap en Jaap en zijn vrouw zijn contact met ze blijven houden tot aan de dood van de vrouwen, een paar jaar geleden.
Jaap Folst
Tot het luchtalarm ging, het acute alarm volgde daar zo snel op dat ik niet naar de schuilkelder heb kunnen komen. En ik ben toen in die kelder van de villa gegaan. En die villa kreeg na een halfuurtje dan ook een paar voltreffers, maar ik lag aan de goede kant van de muur in de kelder. Dus ik ben eruit gekomen, door een luikje heen waar de kolen een paar dagen van te voren binnen gebracht waren. En, ja, het was zondagmiddag, mooi weer, maar alles was verduisterd. Door het stof en zo, dat zo’n bombardement opbrengt. En wat er al op de grond lag aan stof, daar kon je naderhand je voetstappen zo in zien. Ik ben toen van mijn plekje naar dat bunkertje gelopen. En daar heb ik acht mensen onder de banken vandaan gehaald die nog onder die bankjes lagen. Meer waren er niet. Die leefden nog allemaal, maar er was nog niemand opgestaan. Zo’n vernietigende indruk had het op die mensen gemaakt. Er was één grote wanorde. Ik ben bij de mensen die ik heb leren kennen, daar ben ik een aantal weken thuis geweest. Ik heb daar geslapen en ik heb daar gegeten tot de geallieerden kwamen en Essen bezetten en ik dacht van: ‘Ik moet hier weg want ik ben een been teveel hier in huis.
Het zou zo kunnen zijn dat de reis van de razzia voor sommige getuigen een leven lang duurde. In 1994 organiseerde oud-razziaganger Jaap Folst een herdenking in het Feijenoordstadion. Die herdenking vindt nog altijd ieder jaar plaats en wordt dan ingeleid door burgemeester Aboutaleb. Door het officiele karakter van de herdenking, en doordat getuigen met elkaar in gesprek gaan, krijgt het verhaal voor de slachtoffers en hun kinderen steeds opnieuw een plaats. Door aandacht in de pers wordt de razzia van Rotterdam en Schiedam ook in Nederland onder de aandacht gebracht.
De mannen en vrouwen die wij hebben geinterviewd werden volwassen in de oorlog, werkten aan de Wederopbouw en waren betrokken was bij de opkomst van de Verzorgingstaat. Hun getuigenissen zijn blijvend relevant. We zien daarin bijvoorbeeld dat de ‘handelingsruimte van een individu’ kan worden verkleind door, zoals Hans van der Pauw beschreef, door puur eigenbelang na te streven. Maar je kunt ook zien dat de handelingsruimte van een persoon drastisch kan worden vergroot door daden van hulpvaardigheid die getuigen van gemeenschapszin. Het verhaal van de razzia van Rotterdam en Schiedam toont heel duidelijk hoe dat werkt. Maar het principe is ook te herkennen in grotere ideeen zoals in die van de Verzorgingstaat en de Participatiemaatschappij.
Ik sluit graag af met een fragment van een interview met Jim Vrijdag, dat ook te vinden is op de website ‘Getuigenverhalen”.
Jim Vrijdag
Nou, aan die ervaring heb ik dit gehad: ik kwam dus thuis, ik was mondiger geworden Ik pikte alles niet. Je bent weer thuis en je krijgt op je donder. Nou, dat pikte ik gewoon niet meer en ik ging dus vanzelf op die manier kijken en denken “wat kan ik hieraan feitelijk nog verder aan doen?”. En zodoende heb ik gedacht “het eerste wat ik ga doen: ik ga me melden bij mijn vakbond en ik ga me proberen politiek meer bewust te worden, ik ga meer kranten lezen, raadsvergaderingen en dergelijke dingen”, en het zijn allemaal dingen die mij verder hebben ontwikkeld om te zijn en te weten wat ik nu ben.
Ik wil graag de personen en instanties te bedanken die hebben geholpen om, vijf jaar geleden, het project Reis van de Razzia tot een goed einde te brengen.
Allereerst bedankt ik alle getuigen die zich hebben laten interviewen met in het bijzonder Jaap Folst en Henk van der Pols, oud wethouder en loco-burgemeester van Rotterdam. Ik spreek graag mijn dank uit naar de overige leden van het comite van aanbeveling van de Stichting Reis van de Razzia en ook naar de raad van advies bestaande uit de historici Madelon de Keizer en Albert Oosthoek.
Ik wil ook graag onze partners noemen: het NIOD en het archief DANS, allebei instituten van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen. Ik ben verder heel blij dat het project tot stand heeft kunnen komen door de hulp en het vertrouwen van een groot aantal fondsen. Meer informatie vindt u op de brochure die bij de uitgang ligt.
Dank U voor uw aandacht en belangstelling!
Erik de Jager, 18 december 2019
Project Reis van de Razzia werd gesteund door: Van Ommeren–de Voogt Stichting, de van Capellen Stichting, Stichting dr. Hendrik Muller’s Vaderlandsch Fonds, Stichting Fonds Schiedam Vlaardingen e.o., Stichting de Groot Fonds, Stichting Swart van Essen, het VFonds, de Nationale BankGiroloterij, Prins Bernard Fonds Zuid-Holland, het bedrijf Telecats (Spraaktechnologie en communicatie). Reis van de Razzia is tot stand gekomen in samenwerking met: de KNAW instituten DANS (Data Archiving and Networked Services) en NIOD (Instituut voor Oorlogs, Holocaust en Genocidestudies).
Bilbliotheekcollege Rotterdam: 20 december
75 jaar Razzia Rotterdam
Van 20 december 2019 16:00 tot 20 december 2019 17:00
Op 10 en 11 november 1944 vond één van de grootste razzia’s plaats van de Tweede Wereldoorlog. Ruim vijftigduizend Rotterdammers werden opgepakt en afgevoerd naar Duitsland om dwangarbeid te verrichten. Tijdens dit Bibliotheekcollege vertellen historicus dr. Albert Oosthoek en Erik de Jager, directeur van Stichting Reis van de Razzia, alles over dit oorlogsdrama.
Op de avond van 9 november 1944 werden 8.000 Duitse soldaten ingezet bij ‘Aktion Rosenstock’. In diepe stilte legden zij een kordon rond Rotterdam en Schiedam. Alle belangrijke bruggen en strategische punten werden bezet, trams reden niet meer en het telefoonverkeer werd geblokkeerd. In Rotterdam en Schiedam werden huis-aan-huis pamfletten verspreid met bovenaan het dreigende woord ‘BEVEL’.
Op de daaropvolgende twee dagen vond één van de grootste razzia’s plaats van de Tweede Wereldoorlog. Op 10 en 11 november 1944 werden ruim vijftigduizend Rotterdammers tussen de zeventien en veertig jaar oud opgepakt en afgevoerd naar Duitsland om daar dwangarbeid te verrichten. Vrouwen en verwanten moesten het vaak alleen zien te rooien wat een zware opgave zou blijken te zijn in de nog komende hongerwinter.
Tijdens de tewerkstelling in Duitsland zijn ten gevolge van ziekte, ondervoeding, vluchtpogingen, bombardementen en andere oorlogshandelingen enige duizenden Rotterdammers omgekomen. Van de meer dan 50.000 weggevoerde mannen keerden de meesten terug. Veel van hen uitgeput, gewond of getraumatiseerd. Veel tijd om daarbij stil te staan was er niet: er moest worden aangepakt, de Wederopbouw was al begonnen.
Tijdens dit Bibliotheekcollege vertellen historicus dr. Albert Oosthoek, werkzaam als onderzoeker bij het Oorlogsarchief van het Nationaal Archief, en Erik de Jager, documentair filmmaker en directeur van Stichting Reis van de Razzia, alles over deze indringende oorlogsdagen.